1
Het in brand steken van een sterk alcoholische drank die over een gerecht wordt gegoten.
2
Het verwijderen van het vel van bepaalde voedingsmiddelen.
3
Een gerecht zorgzaam op een bord schikken.
4
een voedingsmiddel zeer vlug bakken in weinig vetstof.
5
Een bakvorm met deeg bekleden.
6
Het snijden van voedingsmiddelen in dobbelsteentjes.
7
Het aanbrengen van een laagje suiker-, chocolade-, fondantglazuur op gebak.
8
De overtollige vloeistof laten verdampen.
9
Een schuimige gelatinepudding met geklopt eiwit en slagroom.
10
Tot even onder het kookpunt brengen of het even in koud water laten liggen.