Lijdend voorwerpVersion en ligne Geef in de onderstaande zinnen het lijdend voorwerp aan. par Cheyenne Baanvinger 1 Gisteren heeft mijn oma Milou een fiets gegeven a Een fiets b Milou c Mijn oma 2 In de middag heeft jouw docent een onvoldoende aan Anissa gegeven. a Jouw docent b Een onvoldoende c Aan Anissa 3 In het voorjaar heeft jouw moeder een auto aan Pieter gegeven a Jouw moeder b Aan Pieter c Een auto 4 In Japan heeft een orkaan een hotel verwoest. a In Japan b Een hotel c Een orkaan 5 Gisteren heb ik een telefoon aan Lotte gegeven. a Een telefoon b Aan Lotte 6 Vorige week heeft Jasmijn haar computer verkocht in de winkel. a Haar computer b In de winkel 7 Zondag heeft zij de bloem in de winkel gekocht. a De bloem b In de winkel c Zondag 8 Vrijdag heeft de bakker zijn winkel gesloten. a De bakker b Zijn winkel 9 De docent heeft de leerlingen een opdracht gegeven. a Een opdracht b De leerlingen c De docent 10 Vandaag heb ik een beker gewonnen met voetbal. a Een beker b Met voetbal c Vandaag