1
De winter is het ............ seizoen.
2
Ik vind je liever dan lief: voor mij ben je de .... .
3
Met Dash wordt je was .... dan wit.
4
De herfst vind ik leuk, maar de lente vind ik nog .... .
5
Melisa heeft 2 zussen, Gulusan 3. Melissa heeft dus ... zussen dan Gulusan.
6
De groene oorbellen vindt Niaz mooi, maar de gele vindt ze nog .... .
7
Ik ben goed in wiskunde, maar Sam is de ... van de klas.
8
"Wat ben jij ... geworden geworden!", roept mijn oma.