Memory Woordenschat MemoryVersion en ligne Test je woordenschat met dit leuke memory kaartspel! par Palleon Nasus efficiënt richten tot Waarschijnlijk, een grote kans hebben om het geval te zijn. De hele familie komt wellicht kerstmis vieren. het oordeel Iets zeggen tegen een bepaalde persoon of groep. De leraar richtte zich tot de leerlingen van het eerste middelbaar. de conclusie Heel serieus, gefocust. Voor echt, een situatie waar iets verloren kan worden. “Deze wedstrijd moeten we menens zijn”, zei de coach tegen zijn spelers. Een feit te weten komen, zeker zijn dat iets op een bepaalde manier is. Anne stelde vast dat ze de bus gemist had. Als veel mensen tegelijk dezelfde ziekte krijgen, meer dan normaal. In de lente is er vaak een uitbraak van de griep. Iets goed bekijken en proberen er dingen over te weten te komen. Ik heb de kaart bestudeerd om te weten hoe we moeten wandelen. Het doel van iets, waarvoor het gebruikt wordt of waarom het gedaan wordt. De functie van een school is om mensen nieuwe dingen te leren. menens zorgvuldig Het einde van iets. Ook de belangrijkste dingen die we onthouden van iets. De conclusie van Nora’s presentatie was heel interessant. Goede ideeën krijgen over wat je wilt maken of doen, zin krijgen om iets te doen. De schrijver heeft inspiratie nodig voor zijn volgende boek. Goed en snel werken, zonder veel energie, tijd of materiaal te verliezen. Marathonlopers leren om heel efficiënt te rennen. Een beslissing of iets goed of slecht is. Deze mening wordt niet snel veranderd. Elena is van oordeel dat broccoli niet op pizza hoort. Veel verschillende. De bakkerij heeft allerlei taarten het vermoeden de functie De slechte kant van iets, onaangenaam. Een soort nee. Bert had een negatief resultaat op zijn toets. Iets met veel aandacht doen, zonder stappen over te slaan en met het doel een goed resultaat te krijgen. Ahmed studeerde zorgvuldig voor zijn examens. negatief de inspiratie Wat we denken dat aan het gebeuren is. Ik vermoed dat ik bij kerstmis cadeautjes ga krijgen. voortdurend Zich afspelen, bezig zijn. Ook hoe iets gebeurt. Is alles goed verlopen? In het begin. Aanvankelijk had ik geen zin om naar het middelbaar te gaan. aanvankelijk wellicht vaststellen Iets dat de hele tijd bezig is, zonder pauze. Matteo praat voortdurend. bestuderen verlopen allerlei de uitbraak