Créer une activité
Ico create Educaplay Créer une activité
Toutes les activités
Jouer Test
1. 
WELK NAGERECHT (KOOS) JIJ IN DAT DURE RESTAURANT?
A.
bijvoeglijk naamwoord
B.
zelfstandig naamwoord
C.
werkwoord
D.
voorzetsel
2. 
WELK NAGERECHT KOOS JIJ IN DAT (DURE) RESTAURANT?
A.
zelfstandig naamwoord
B.
bijvoeglijk naamwoord
C.
voorzetsel
D.
werkwoord
3. 
WELK NAGERECHT KOOS JIJ (IN) DAT DURE RESTAURANT?
A.
zelfstandig naamwoord
B.
bijvoeglijk naamwoord
C.
werkwoord
D.
voorzetsel
4. 
(WE) DOEN RUBBER LAARZEN AAN EN DIE DIKKE WOLLEN TRUI
A.
zelfstandig naamwoord
B.
bijvoeglijk naamwoord
C.
aanwijzend voornaamwoord
D.
persoonlijk voornaamwoord
5. 
WE DOEN (RUBBER) LAARZEN AAN EN DIE DIKKE WOLLEN TRUI
A.
zelfstandig naamwoord
B.
bijvoeglijk naamwoord
C.
aanwijzend voornaamwoord
D.
persoonlijk voornaamwoord
6. 
WE DOEN RUBBER LAARZEN AAN EN (DIE) DIKKE WOLLEN TRUI
A.
zelfstandig naamwoord
B.
bijvoeglijk naamwoord
C.
aanwijzend voornaamwoord
D.
persoonlijk voornaamwoord
7. 
WIE HEEFT DAT LAATSTE LEKKERE SNOEPJE (UIT) DE KOEKTROMMEL GEPAKT?
A.
zelfstandig naamwoord
B.
voorzetsel
C.
werkwoord
D.
vragend voornaamwoord
8. 
WIE (HEEFT) DAT LAATSTE LEKKERE SNOEPJE UIT DE KOEKTROMMEL GEPAKT?
A.
zelfstandig naamwoord
B.
voorzetsel
C.
werkwoord
D.
vragend voornaamwoord
9. 
EINDELIJK PAKTE HIJ ('T) WERK GOED AAN!
A.
persoonlijk voornaamwoord
B.
vragend voornaamwoord
C.
lidwoord
D.
aanwijzend voornaamwoord
10. 
WE DOEN RUBBER (LAARZEN) AAN EN DIE DIKKE WOLLEN TRUI
A.
zelfstandig naamwoord
B.
bijvoeglijk naamwoord
C.
werkwoord
D.
lidwoord