Créer une activité
Jouer Mots Croisés
1 beantwoorden: Wie ... die vraag correct? (vt)
2 arbeiden: Die man ... in de tuin. (vt)
3 vertrekken: Hij ... naar huis.
4 regenen: Vannacht ... het heel hard. (vt)
5 vissen: De vissers ... op forellen. (vt)
6 knippen: Hij ... zijn nagels.
7 kammen: Pa ... zijn haar. (vt)
8 Jezus vertelt over de vruchtbare ....
9 rijden: Hij ... naar zijn werk. (vt)
10 rusten: Hij ... pas toen hij klaar was. (vt)
2
8
4
7
5
3
1
9
6