Compléter wederkerende werkwoordenVersion en ligne Vul de juiste vorm in van het wederkerende werkwoord. Let op: soms moet de verleden tijd ingevuld worden! par Lucy van Rooij 1 1 Wat ben je laat ! je weer ? ( zich verslapen ) 2 Ik in de tijd , ik dacht dat het pas acht uur was . ( zich vergissen ) 3 De oude man op het laatst niet meer . ( zich wassen ) 4 De leerlingen niet dat ze meer tijd aan school moeten besteden . ( zich realiseren ) 5 Het virus nu razendsnel . ( zich verspreiden ) 6 Toen we ging het brandalarm . ( zich omkleden ) 7 Plotseling bleef hij staan , en begon te schelden . ( zich omkeren ) 8 Ik niets meer van dat ongeluk . ( zich herinneren ) 9 Als kind altijd in de schoolvakanties . ( zich vervelen ) 10 Wij de laatste tijd zo aan onze lawaaiige buren . ( zich ergeren )