DNA en RNA (2)Version en ligne Oefeningen op de structuur van DNA en RNA voor leerlingen van 5e en 6e jaar ASO Natuurwetenschappen en biologie. Oefeningen uit de cursus van N.Brost (2020 - p17). par Brost Nancy 1 5) De oriëntatie 5’-3’ in de ketens van DNA wordt bepaald door … . a de O-atomen van de fosfaatgroep b de C-atomen van desoxyribose c de N-atomen van de basen d de C-atomen van desoxyribose en van de basen 2 6) DNA heeft een anti parallelle structuur. Dat betekent dat … . a A tegenover T ligt en G tegenover C b de 2 suiker-fosfaatruggengraten afwisselend een draaiing vertonen c er H-bruggen zijn tussen de complementaire basen d de oriëntatie van de 2 suiker-fosfaatruggengraten tegengesteld is 3 7) In het DNA van een bepaalde bacterie zit 16 % Adenine. Wat is het percentage Guanine in die bacterie? a niet te bepalen b 34 % c 68 % d 16 % 4 Cytosine is altijd verbonden met....... a adenine b thymine c guanine d uracil 5 9) In een stukje DNA is de basenvolgorde C - G - C - A - G - T. Wat is de basenvolgorde in het tegenoverliggende gedeelte? a T - A - T - G - A - C b C - G - C - A - G - T c T - G - A - C - G - C d G - C - G - T - C – A