Pronoms personnels NEDERLANDSVersion en ligne Exercices pour bien utiliser les pronoms personnels compléments en néerlandais par Bénédicte Raskin 1 Ik geef een cadeau (aan mijn vriend) Réponse écrite 2 Hij kijkt met (zijn vriendin) naar de televisie. Réponse écrite 3 Ik begrijp (mijn broers) niet. Réponse écrite 4 Ik zing (dat lied) graag. Réponse écrite 5 Ze schrijft een lange brief (aan haar grootouders). Réponse écrite 6 Dit jaar ga ik (met Piet en zijn zuster) naar Italië. Réponse écrite 7 Ik vind (de lepels) niet. Réponse écrite 8 Zie je (Luc) ? Réponse écrite 9 Kom met (ik) Réponse écrite Retour 2 haar 5 quand on peut traduire par 'leur' en français, on utilise 'hun' en néerlandais 7 on remplace un objet au pluriel par 'ze'