Faalangst: een kennismakingVersion en ligne Iedereen ervaart wel eens de angst om te falen, maar niet iedereen heeft faalangst. Via deze quiz ontdek je wat faalangst precies is, welke gevolgen dit teweeg kan brengen en hoe een leraar van het vak Recht hier tijdens zijn les rekening mee kan houden. par Kim S___ 1 Wat is faalangst? a Een angst die voortkomt uit de schaamte die men voelt omdat men uitstelgedrag vertoont. b Een angst die voortkomt uit de schaamte die men voelt bij een mislukking. c Een angst om er te vaal uit te zien. 2 Welke soorten faalangst bestaan er? a Faalangst voor cognitieve taken, voor sociale taken en voor motorische taken. b Faalangst voor cognitieve taken, voor mentale taken en voor motorische taken. c Faalangst voor praktische taken, voor mentale taken en voor motorische taken. 3 Benoem de volgende vorm van faalangst: faalangst kan een leerling stimuleren om beter te presteren. a Positieve faalangst b Stimulerende faalangst c Enthousiasmerende faalangst 4 Benoem de volgende vorm van faalangst: faalangst kan er voor zorgen dat een leerling verlamd is door de angst voor het slecht presteren, waardoor hij onder zijn mogelijkheden presteert. a Blokkerende faalangst b Verlammende faalangst c Negatieve faalangst 5 Iedereen ervaart wel eens de angst om te falen, maar niet iedereen heeft faalangst. Faalangst kan voor de leerling gevolgen hebben op verschillende gebieden. Hieronder staan enkele mogelijke gevolgen m.b.t. zichtbare gedragskenmerken opgesomd. Duid een zichtbaar gedragskenmerk aan dat je reeds zelf ervaren hebt wanneer je angst ervoer om te slagen in je doel (bijvoorbeeld wanneer je voor de klas stond, wanneer je tijdens de les observatoren over de vloer kreeg, bij het spelen van een sportwedstrijd,…). a Je verstopte jezelf achter iets/iemand, zodat je geen antwoord diende te geven op een vraag. b Je hoorde een nieuwe opdracht of mededeling niet of nauwelijks. c Je reageerde sterk op zaken die je konden afleiden. d Je had een sterke behoefte aan bevestiging. e Je had na de afloop geen zicht op je eigen prestaties. 6 Iedereen ervaart weleens de angst om te falen, maar niet iedereen heeft faalangst. Faalangst kan voor de leerling gevolgen hebben op verschillende gebieden. Hieronder staan enkele mogelijke gevolgen m.b.t. lichamelijke reacties en klachten opgesomd. Duid een mogelijke klacht en/of een lichamelijke reactie aan die je reeds zelf ervaren hebt wanneer je angst ervoer om te slagen in je doel (bijvoorbeeld wanneer je voor de klas stond, wanneer je tijdens de les observatoren over de vloer kreeg, bij het spelen van een sportwedstrijd,…). a Spanningshoofdpijn b Hartkloppingen c Overbeweeglijkheid d Zenuwtrekjes e Stotteren f Maagklachten 7 Iedereen ervaart weleens de angst om te falen, maar niet iedereen heeft faalangst. Faalangst kan voor de leerling gevolgen hebben op verschillende gebieden. Hieronder staan enkele mogelijke gevolgen m.b.t. variabele gedragspatronen. Duid een variabel gedragspatroon aan dat je reeds bij jezelf ervaren hebt wanneer je angst ervoer om te slagen in je doel (bijvoorbeeld wanneer je voor de klas stond, wanneer je tijdens de les observatoren over de vloer kreeg, bij het spelen van een sportwedstrijd,…). a Clownesk gedrag b Brutaal gedrag c Teruggetrokken gedrag d Afhankelijk gedrag (je wilde op allerlei manieren geholpen worden) 8 Hieronder worden enkele specifieke maatregelen opgesomd die ik, vakleerkracht van het vak recht, tijdens de lessen recht toepas om leerlingen met faalangst te helpen. Zijn er maatregelen die je binnen jouw vakgebied ook reeds toepaste? Kies één of meerdere antwoorden a Ik geef de leerlingen voldoende hulp bij opdrachten door de vragen van opdrachten vooraf door te nemen en door tijdens de periode voorafgaand aan de inleverdatum van de opdracht, momenten te voorzien waarin de leerlingen bij mij kunnen langskomen om vragen over de opdrachten te stellen. b Ik verbeter testen en opdrachten zo snel mogelijk en deel de leerlingen spoedig de resultaten van deze testen en opdrachten mee. c Ik help de leerlingen om realistische en haalbare doelen te stellen: zo maak ik bij elke klassikale opdracht, thuisopdracht en test duidelijk dat het niet de bedoeling is om het wetboek uit het hoofd te studeren. Binnen het vak recht is het wetboek immers een hulpmiddel dat de leerlingen kunnen gebruiken bij elke opdracht en test. d Indien ik merk dat een leerling zich niet goed in zijn vel voelt, spreek ik de leerling aan en praten wij over hetgeen bij de leerling speelt. e Indien ik tijdens de les vragen stel of een inbreng van de leerlingen vraag, participeren de leerlingen in het merendeel van de gevallen vanop hun plaats in de klas.