1e en 4e naamval EIN-groepVersion en ligne Hier oefen je met de 1e naamval (onderwerp) en 4e naamval (lijdend voorwerp) met de woorden van de EIN-groep, dus: mein.. / dein.. / sein.. enzovoort par www.duits.de/ vaklokaal 1 Kennst du [mijn] Bruder? Geschriebene Antwort 2 Wo wohnt [jouw] Schwester? Geschriebene Antwort 3 Er hat [zijn] Tasche (v) vergessen. Geschriebene Antwort 4 Wo wohnen [jullie] Eltern? Geschriebene Antwort 5 Kennst du [haar] Vater? Geschriebene Antwort 6 Ich habe [onze] Tickets vergessen! Geschriebene Antwort Erläuterung 1 mijn broer = lijdend voorwerp, dus 4e naamval. Dan komt er -en achter mein 2 'jouw zus' is onderwerp en vrouwelijk. Dan komt er -e achter 3 'zijn tas' is lijdend voorwerp (4e naamval) en vrouwelijk. Dan komt er een -e achter sein. 4 'jullie ouders' is onderwerp (1e naamval) en meervoud. Dan komt er een -e achter euer 5 'haar vader' is lijdend voorwerp (4e) en mannelijk, want Vater is mannelijk. Dan komt er -en achter bij de 4e naamval 6 'onze tickets' is lijdend voorwerp, dus 4e naamval. Omdat het ook meervoud is komt er dan een -e achter unser.