Kies de juiste mogelijkheidVersion en ligne In deze quiz krijg je 10 vragen. Er is telkens 1 correct antwoord. par Annelore Willems 1 Moest Arend toch nog langs komen, bel me dan eens op. a Juist b Fout 2 Je moet morgen niet komen. a Juist b Fout 3 Hij heeft lang (te) zitten (te) lezen. a Hij heeft lang zitten te lezen. b Hij heeft lang zitten lezen. c kan allebei afhankelijk van betekenis 4 Hoef/ moet ik dat nou echt (te) doen? a Hoef ik dat nou echt te doen? b Moet ik dat nou echt doen? c kan allebei afhankelijk van betekenis 5 Door te lang (te) zitten (te) lezen, maak je je ogen kapot. a Door te lang te zitten te lezen, maak je je ogen kapot. b Door te lang te zitten lezen, maak je je ogen kapot. c Door te lang zitten te lezen, maak je je ogen kapot. d Door te lang zitten lezen, maak je je ogen kapot. 6 Hij heeft de hele dag zijn vrouw proberen op te bellen. a Juist b Fout 7 Je had dat toch niet hoeven (te) doen. a Je had dat toch niet hoeven te doen. b Je had dat toch niet hoeven doen. 8 Een aantal kamerleden kwam/kwamen niet opdagen. a kwam b kwamen c kan allebei 9 Ik durf niet (te) voorspellen hoe dat zal aflopen. a Ik durf niet voorspellen hoe dat zal aflopen. b Ik durf niet te voorspellen hoe dat zal aflopen. 10 De school moet leerlingen niet eenzijdig klaarstomen voor de arbeidsmarkt. a Juist b Fout 11 Ik wil dat niet doen omdat daaraan te veel risico's zouden verbonden zijn. a Juist b Fout Feedback 1 Om een mogelijkheid uit te drukken, gebruik je 'mocht'. Hypothetisch 'moest' is geen Standaardnederlands. 2 Het werkwoord 'moeten' kan in een negatieve context gebruikt worden, als het contrastief is: 'Je moet niet komen, maar je mag wel'. 3 Zitten + te + lezen = je legt de nadruk op het feit dat hij daar lang zat en lang las. Zitten + zonder te + lezen: nadruk op het feit dat hij lang las. 4 'Hoeven' gebruik je in een negatieve context met betekenis 'niet verplicht, niet noodzakelijk'. Het krijgt verplicht 'te' bij zich. In deze zin krijg je dan de betekenis: 'Ben ik nu echt verplicht dat te doen?'. 'Moeten' kan hier echter ook gebruikt worden. Het drukt dan een contrast uit: 'Moet ik dat nu echt doen, of mag het?'. 5 Normaal neemt 'zitten' een te-infinitief, maar hier heb je met een uitzondering te maken. Als het werkwoord 'zitten' deel uitmaakt van een werkwoordelijke eindgroep, gevolgd wordt door een infinitief en al voorafgegaan wordt door een 'te', is er een heel sterke voorkeur om de tweede te weg te laten. 6 'Proberen' krijgt altijd een te-infinitief. 7 'Hoeven' krijgt verplicht een te-infinitief. 8 Als 'een aantal' bedoeld is als hoeveelheidsaanduiding met de betekenis 'enkele kamerleden' is zowel een enkelvoudige als een meervoudige persoonsvorm mogelijk. Als 'een aantal' moet uitdrukken dat het om een collectief of een eenheid gaat, ligt een enkelvoudige persoonsvorm voor de hand. Hier krijg je geen context, waardoor je niet kan beslissen. 9 'Durven' krijgt een verplichte te-infinitief. 10 Het werkwoord 'moeten' kan in een negatieve context gebruikt worden als het contrastief is: 'de school moet dat niet doen, maar mag het wel doen'. 11 Als er drie werkwoorden in de werkwoordelijke eindgroep staan, waarvan er één een deelwoord is, dan mag het deelwoord niet tussen de andere werkwoorden staan.