Compléter werkwoorden tegenwoordige tijdVersion en ligne Vul de juiste vorm van het werkwoord in. par Reinhilde Daem 1 Een oud vrouwtje ( zitten ) glimlachend op een bank in haar tuintje te genieten van de laatste zonnestralen . " Nou " , ( zeggen ) ze tegen het zonnetje , " ( doen ) je best maar , ik ( hebben ) nog enkele witte plekjes op mijn benen . " Je ( verstaan ) haar nauwelijks , want haar valse tanden ( zijn ) reeds zoek sinds vorige winter . Ding - dong - ding - dong , daar ( gaan ) het belletje . " Wie ( kunnen ) dat nu zijn ? " ( schuddebollen ) ze . Ze ( herhalen ) dat nog een drietal keer . Schoorvoetend ( bewegen ) ze richting de deur . " Wie ( mogen ) jij dan wel zijn , beste meneer ? " ( vragen ) het oude vrouwtje . " Maar Bertha toch , ik ( zijn ) jouw man , Gustje ! " ( zeggen ) haar echtgenoot verwonderd . Gustje ( krabben ) in zijn haren , ( kijken ) nog even of hij bij het juiste adres is en ( komen ) binnen . Hij ( vergeten ) echter dat zijn huis ook zoiets als een drempel ( hebben ) en ( vallen ) pardoes op zijn neus ! " Gustje , voeten vegen ! " ( roepen ) Bertha boos . " Ik ( hebben ) juist gedweild ! "