RadioactiviteitVersion en ligne Oefeningen op nucliden, straling, halveringstijd voor de lessen fysica (Natuurkunde) en Wetenschappelijk werk. bron: http://www.pleit.fmns.rug.nl/radiation/Mc5B.htm (2007); interactie 5.2; http://www.mathima.be/ftp/kernfysica/oefeningen.html par Brost Nancy 1 Het aantal elektronen in de elektronenwolk van een neutraal atoom wordt bepaald door: a het atoomnummer van de kern b het massagetal van de kern c het verschil van massagetal en atoomnummer van de kern d het aantal neutronen in de kern 2 Waarom zijn de atomen met een klein massagetal ook de lichtste atomen? a Deze bezitten de minste elektronen. b Deze bezitten de minste protonen. c Deze bezitten de minste neutronen. d Deze bezitten de minste neutronen en protonen. 3 Rond een atoom cirkelen 82 elektronen. A) Hoeveel protonen en neutronen bezit dit atoom? B) Welk element is dit? a Het bevat 82 protonen. Het is het element lood. b Het bevat 41 protonen. Het is het element nubidium. c Het bevat 207 protonen. Het is het element lood. d Er zijn onvoldoende gegevens om dit op te lossen. 4 juist of fout: Isotopen zijn elementen met hetzelfde aantal protonen, maar met een verschillend aantal neutronen. a juist b fout 5 juist of fout: Isotopen zijn elementen met hetzelfde massagetal, maar met een verschillend atoomnummer. a juist b fout 6 Wat is hetaantal protonen, neutronen van: a 57 protonen; 86 neutronen en 57 elektronen b 57 protonen, 57 neutronen en 86 neutronen c 143 protonen, 57 neutronen en 86 elektronen d 86 protonen, 86 neutronen en 57 elektronen 7 Wat is hetaantal protonen, neutronen van: a 26 protonen, 29 neutronen en 26 elektronen b 26 protonen, 26 neutronen en 29 elektronen c 55 protonen, 26 neutronen en 26 elektronen d 26 protonen, 29 neutronen en 55 elektronen 8 Wat is hetaantal protonen, neutronen van: a 92 protonen, 143 neutronen en 92 protonen b 92 protonen, 92 neutronen en 143 elektronen c 235 protonen, 92 neutronen en 92elektronen d 235 protonen, 143 neutronen en 92 elektronen 9 Deze nucliden zijn: a elementen b atomen c isotopen d isomeren 10 Deze elementen zijn: a elementen b atomen c isotopen d isomeren 11 Deze nucliden zijn: a isotopen b isomeren c atomen d elementen 12 Hoe komt het dat de atoommassa van een nuclide ongeveer gelijk is aan het massagetal ervan? a omdat het massagetal een gemiddeldewaarde is van de atoommassa's van alle isotopen van het atoom. b Omdat het eigenlijk over hetzelfde getal gaat, maar de atoommassa is de afronding tot op de eenheden. c Omdat het eigenlijk overhetzelfde gegeven gaat. 13 Welke uitdrukking is correct? a Een atoom is positief. b Een atoom is negatief. c Een atoom is elektrisch neutraal. d Een atoom is een positief ion dat elektronen heeft opgenomen. Uitleg 1 Denk aan de lessen chemie!