Werk - imperfectum + perfectum: hebben/zijnVersion en ligne oefening op perfectum gebruik van hebben en zijn par Brost Nancy 1 Wat is de imperfectum van 'Ik ben een timmerman'? a Ik ben een timmerman geweest. b ik was een timmerman. c Ik heb een timmerman geweest. 2 Wat is de perfectum van 'Ik ben een verpleegkundige'? a Ik ben een verpleegkundige geweest. b ik was een verpleegkundige. c Ik heb een verpleegkundige geweest. 3 Wat is de perfectum van 'Een brandweer blust de brand'? a De brandweer bluste de brand. b De brandweer heeft de brand geblust c De brandweer is de brand geblust. 4 Vul in (hebben/zijn): De kapper ..... mijn haar geknipt. a is b heeft c heb d ben 5 Vul in (hebben/zijn): Mijn haar ..... geknipt door de kapper. a heb b heeft c ben d is 6 Vul in (hebben/zijn): ... de boer de koe gemolken? a heeft b is c ben d heb 7 Wat is de imperfectum van 'De huisarts geeft de patiënt het medicijn.'? a De huisarts heeft de patiënt het medicijn gegeven. b De huisarts is de patiënt het medicijn gegeven. c De huisarts gaf de patiënt het medicijn. 8 Vul in (hebben/zijn): ... jij de kamer schoon gemaakt? a heeft b is c heb d ben 9 Vul in (hebben/zijn): De politieman ... een boete gegeven. a De politieman heeft de boete gegeven. b De politieman is de boete gegeven. c De politieman zijn de boete gegeven. d De politieman hebben de boete gegeven. 10 Wat is de imperfectum van 'De tuinman snoeit de haag.'? a De tuinman heeft de haag gesnoeid. b De tuinman is de haag gesnoeid. c De tuinman snoeide de haag.