Froggy Jumps Imperfekt, NiederlaendischVersion en ligne Ik werkte, usw. par J. T.B. 1 Ik (maken, ma-ken) ... mijn huiswerk. a maakde (maak-de) b makte (mak-te) c maakte (maak-te) 2 Ik (logeren, lo-ge-ren) ... bij mijn ouders. a logerde (lo-ger-de) b logeerde (lo-geer-de) c logeerte (lo-geer-te) 3 Ik (zijn) ... ziek. a was b waren c zijnde 4 Ik (vertrekken) ... vroeg. a vertrekte b vertrekde c vertrok 5 Ik (werken, wer-ken) ... hard. a werkte (werk-te) b werkde (werk-de) c weerkte (weerk-te) 6 Ik (spelen, spe-len) ... met de hond. a speelde (speel-de) b speelte (speel-te) c spelde (spel-de) 7 Ik (spellen, spel-len) ... mijn naam. a spelde (spel-de) b speelde (speel-de) c spelte (spel-te) 8 We (slapen) ... in de trein. a sliepen b slaapten c slaapden 9 De leerling (antwoorden, ant-woor-den) ... . a antwoorde (ant-woor-de) b antwoordde (ant-woord-de) c antworde (ant-wor-de) 10 Wij (hebben) ... een kat. a had b hadden c hatten 11 Jan (fietsen, fiet-sen) ... iedere dag. a fietste (fiets-te) b fietsde (fiets-de) c fitsde (fits-de) 12 Ik (opruimen, op-rui-men) ... mijn kamer ... . a rumde (rum-de) ... op b ruimte (ruim-te) ... op c ruimde (ruim-de) ... op 13 Ik (gaan) ... vroeg naar bed. a gaande b ging c gaante 14 Ik volgen (vol-gen) ... verschillende vakken op school. a volgde (volg-de) b volgte (volg-te) c voolgde (voolg-de) 15 Ik (pakken, pak-ken) ... de fiets. a pakde (pak-de) b pakte (pak-te) c paakte (paak-te) 16 Ik (mogen) ... niets doen. a mocht b mochten c moogde 17 Rita (kletsen, klet-sen) ... in de klas. a kletsde (klets-de) b kleetste (kleets-te) c kletste (klets-te) 18 Jij (praten, pra-ten) ... te veel. a pratte (prat-te) b praatte (praat-te) c praatde (praat-de) 19 De reis duren (du-ren) ... lang. a duurde (duur-de) b duurte (duur-te) c durde (dur-de) 20 De baas (besluiten) ... alles zelf. a besluitte b besloot c besluitde