Zinnen bouwen 4
De woorden van deze zinnen zijn door elkaar geschud.
Bouw telkens een zin.
Let wel op: Het onderwerp moet telkens vooraan staan.
Het onderwerp van een zin vind je door deze vraag te stellen:
"Wie of wat doet iets?".
Voorbeeld:
De jongen met de witte broek speelt met vuur.
WIE SPEELT MET VUUR? De jongen met de witte broek.
Het lukt je vast wel!
Veel succes!
Marijke, Tine en Filip
Bouw telkens een zin.
Let wel op: Het onderwerp moet telkens vooraan staan.
Het onderwerp van een zin vind je door deze vraag te stellen:
"Wie of wat doet iets?".
Voorbeeld:
De jongen met de witte broek speelt met vuur.
WIE SPEELT MET VUUR? De jongen met de witte broek.
Het lukt je vast wel!
Veel succes!
Marijke, Tine en Filip
Âge recommandé: 9 ans
Recherches connexes