Créer jeu
Créer jeu
Toutes les jeux
Jouer Test
1. 
Ik moet aan de computer werken. De computer heeft een slechte internetverbinding.
2. 
Hij zorgde voor de patiënt. De patiënt was ernstig ziek.
3. 
Het gevaar schuilt om elke hoek. Je moet je bewust zijn van het gevaar.
4. 
De lichtjes bleken niet te branden. Hij had voor de lichtjes gezorgd.
5. 
Het meisje schreef hem een afscheidsbrief. Hij hield erg veel van het meisje.
6. 
Ik heb al maanden zin in de film. De film komt vanavond op tv.
7. 
De nationalisten hechten veel belang aan de traditie. De traditie is niet eens authentiek.
8. 
De oefening heeft me veel punten opgeleverd. Ik heb veel tijd besteed aan de oefening.
9. 
Je zorgt voor de persoon. De persoon zal je vriend blijven.
10. 
Het probleem is gemakkelijk op te lossen. Hij heeft last van het probleem.