Créer une activité
Jouer Test
1. 
Wat zijn broeikasgassen?
A.
Gassen in onze atmosfeer die mensen en dieren verstikken.
B.
Gassen die verantwoordelijk zijn voor de opwarming van de aarde.
C.
Gassen die planten een negatief effect hebben op planten in een broeikas (= een soort kleine serre).
2. 
"Na meerdere lessen onopvallend spieken, liep hij uiteindelijk toch tegen de lamp." Wat betekent deze zin?
A.
Hij werd gestraft.
B.
Hij had eindelijk eens goede punten.
C.
Hij werd betrapt.
3. 
"Dat niemand naar hun optreden kwam kijken, ontmoedigde het bandje erg." Wat betekent deze zin?
A.
Dat niemand naar hun optreden kwam kijken, maakte het bandje erg kwaad.
B.
Dat niemand naar hun optreden kwam kijken, demotiveerde het bandje erg.
C.
Dat niemand naar hun optreden kwam kijken, maakte het het bandje enorm zenuwachtig.
4. 
"De suppoost vertelde ons waar de uitgang was." Wat betekent deze zin?
A.
De bewaker vertelde ons waar de uitgang was.
B.
De gids vertelde ons waar de uitgang was.
C.
De receptionist vertelde ons waar de uitgang was.
5. 
Wat zijn duurzame materialen?
A.
Materialen die heel duur zijn.
B.
Materialen die snel stuk gaan.
C.
Degelijke materialen die lang blijven bestaan.
6. 
Wat is een subsidie?
A.
Belastinggeld dat je aan de overheid moet betalen.
B.
Financiële steun die je krijgt van de overheid.
C.
Een boete die je aan de overheid moet betalen.