Druk
stevig
met
de
linkerhand
op
de
binnenzijde
van
de
rechterbovenarm
terwijl
je
daarbij
krachtig
de
rechterarm
buigt
en
weer
strekt
.
De
spier
die
samentrekt
is
de
____________________
____________________
____________________
.
Als
deze
samentrekt
,
dus
korter
en
dikker
wordt
,
____________________
(
kies
uit
:
buigt
/
strekt
)
de
arm
.
Daarom
wordt
deze
ook
de
____________________
(
Nederlandse
benaming
)
genoemd
.
Verleg
je
hand
naar
de
buitenzijde
van
de
bovenarm
en
buig
en
strek
je
rechterarm
.
De
tegengestelde
spier
van
de
biceps
is
de
____________________
____________________
____________________
.
Als
deze
samentrekt
,
wordt
de
arm
____________________
(
kies
uit
:
gebogen
/
gestrekt
)
.