Jan en ik hebben ... huiswerk gemaakt.
Ik heb ... huiswerk gemaakt.
Jan en Jannie, is dat ... auto?
Hebben jullie ... huiswerk gemaakt, Sanne en Daan?
Mark en Miranda hebben ... huiswerk gemaakt.
Meneer De Wit, is dat ... huis?
Mijn vriend en ik hebben ... auto verkocht.
Guus heeft ... huiswerk niet gemaakt.
Sanne heeft ... huiswerk niet gemaakt.
hun
mijn
je
jullie
uw
haar
ons
onze
zijn