Créer une activité
Jouer Test
1. 
We gaan een huisje bouwen.
A.
we gaan
B.
gaan bouwen
C.
een huisje
D.
huisje bouwen
2. 
Hans haalt de stenen op het plein.
A.
Hans
B.
haalt
C.
de stenen
D.
op het plein
3. 
Anja zorgt voor een gordijn.
A.
Anja zorgt
B.
Anja
C.
zorgt
D.
voor een gordijn
4. 
Als het huisje klaar is, gaan we trouwen.
A.
klaar is
B.
gaan we
C.
gaan trouwen
D.
we trouwen
5. 
We gaan een tuintje scheppen.
A.
we gaan
B.
een tuintje
C.
scheppen
D.
gaan scheppen
6. 
Jij pakt de spade en de hark.
A.
jij pakt
B.
de spade
C.
de hark
D.
pakt
7. 
Ik haal plantjes uit het park.
A.
ik haal
B.
haal plantjes
C.
plantjes
D.
haal
E.
uit het park
8. 
Als het tuintje klaar is, gaan we steppen.
A.
klaar is
B.
gaan we
C.
gaan steppen
D.
is gaan steppen