Créer une activité
Jouer Test
1. 
Juist of fout: Mitose en meiose hebben evenveel fasen (stappen).
A.
juist
B.
fout
2. 
Welke van onderstaande uitspraken hoort bij de mitose maar NIET bij de meiose?
A.
Twee delingsfasen
B.
voorafgegaan door DNA-replicatie
C.
genetisch identieke dochtercellen
D.
dochtercellen die ontstaan in de telofase
3. 
In welke soort deling vindt het uitwisselen van stukjes chromosoom plaats?
A.
mitose
B.
meiose
C.
mitose en meiose
D.
geen van beide celdelingen
4. 
Tot welke celdeling en fase behoort de figuur?
A.
mitose - anafase
B.
meiose - anafase II
C.
mitose - metafase
D.
meiose - metafase I
5. 
Het verschil tussen mitose en meiose is ...
A.
mitose zorgt voor eicellen, de meiose voor zaadcellen
B.
de mitose gebeurt bij alle lichaamscellen, de meiose maar gameet-moedercellen
C.
bij de mitose ontstaan er 4 dochtercellen, bij de meiose 2
D.
Bij de mitose splitsen de homologe chromosomen zich eerst, bij de meiose gebeurt dit pas bij de 2e deling.
6. 
10) Een bijenstaat bestaat uit wijfjes (koningin en werksters) en mannetjes (darren). Een mannetje ontstaat uit een onbevruchte eicel, een wijfje uit een bevruchte eicel. Welk begrip is juist?
A.
de lichaamscellen van een dar zijn diploïd
B.
de lichaamscellen van een koningin zijn diploïd
C.
de koningin produceert eicellen door mitose
D.
de dar produceert zaadcellen door meiose
7. 
Tomatenplanten hebben 24 chromosomen. In een cel heeft meiose plaats. Drie van de gevormde cellen degenereren. In de overblijvende cel hebben onmiddellijk 3 mitosedelingen plaats. Hoeveel cellen ontstaan er en hoeveel chromosomen zitten er in iedere kern?
A.
8 cellen met elk 24 chromosomen
B.
8 cellen met elk 12 chromosomen
C.
4 cellen met elk 24 chromosomen
D.
4 cellen met elk 12 chromosomen
8. 
In welk stadium van de meiose worden de cellen haploïd?
A.
profase 1
B.
anafase 1
C.
anafase 2
D.
profase 2
9. 
Wat wordt hier voorgesteld?
A.
het uit elkaar gaan van homologe chromosomen bij de mitose
B.
de crossing over bij de meiose
C.
het uit elkaar gaan van chromatiden bij de meiose
D.
de crossing-over bij de mitose
10. 
Dit zijn de verschillende stadia van de cel in de mitose. Plaats de cellen in de juiste volgorde.
A.
B-D-E-F-C-A
B.
D-B-E-F-C-A
C.
E-F-C-A-B-D
D.
D-E-F-C-B-A