1
Onze ouder buurman verhuist MORGENVROEG.
2
Mijn beste vriendin schijnt ZIEK.
3
Ik gaf HEM nog snel de foto’s.
4
LV: Hij gaf haar een grote glimlach.
5
Soort werkwoord waarvoor je het ezelsbruggetje ZWOBBELS kunt gebruiken.
6
Zij bezorgde hem DE DAG VAN ZIJN LEVEN.
7
Hij BEZORGDE haar een groot cadeau.
8
ONZE OUDE BUURMAN zal morgenvroeg verhuizen,
9
Bwb: Hij is naar huis gegaan.
10
MV: Op Moederdag heb ik nieuwe oorbellen aan mama gegeven.
11
PV: Hij heeft gisteren zijn diploma behaald.