Créer une activité
Jouer Test
1. 
Wat gebeurde er in 1787
A.
De oranjegezinden en de patriotten vochten tegen Frankrijk
B.
De oranjegezinden en de patriotten knuffelden met elkaar
C.
De oranjegezinden en de patriotten zagen voor het eerst sneeuw
D.
De patriotten en de oranjegezinden vochten tegen elkaar
2. 
Wat werd Nederland in 1806
A.
Een beroemd land
B.
Een republiek
C.
Een provincie van het keizerrijk Frankrijk
D.
Een koninkrijk
3. 
Alle inwoners van Frankrijk moesten samenwerken om het land beter te maken hoe noemen ze dit?
A.
Broederschap,lol en vrijheid
B.
Geluk,lol en vrijheid
C.
Ze werkten niet mee
D.
Vrijheid,gelijkheid en broederschap
4. 
Wanneer beslisten alleen protestanten over de republiek
A.
Na de Bataafse Republiek
B.
Tijdens de Bataafse Republiek
C.
Voor de Bataafse Republiek
D.
Nooit
5. 
Bij welke republiek mochten de Nederlanders zelf meebeslissen
A.
De Nederlandse Republiek
B.
Het koninkrijk Nederland
C.
De Bataafse Republiek
6. 
Ze hoefden niet te leren in het buitenhuis,wat deden ze wel
A.
Gedichten maken,computeren en TV kijken
B.
Gedichten maken,tekeningen en muziek maken
C.
Computeren,TV kijken,buitenspelen
7. 
Wat is een revolutie
A.
Een verandering
B.
Een snelle verandering
C.
Wie de baas werd in het land
D.
De burgers werden de baas
8. 
Voor wie kwamen er meer banen
A.
Voor de armen
B.
De Oranjegezinden
C.
De Patriotten
D.
Voor de regenten
9. 
Waar verdwenen de stapelmarkten
A.
Breda
B.
België
C.
Engeland
D.
Amsterdam
10. 
Waarom werd Lodewijk ontslagen door Napoleon
A.
Lodewijk had ze met Engeland laten handelen maar dat was verboden
B.
Lodewijk nam het op voor zijn onderdanen
C.
Lodewijk ging zelf puin opruimen toen er een schip met buskruit was ontploft in Leiden
11. 
Hoe heette de tijd tussen 1700 en 1800
A.
De tijd van pruiken en Napoleon
B.
De Franse tijd
C.
De tijd van pruiken en revoluties
D.
De gouden eeuw is voorbij
12. 
Hoe noemden de Patriotten zichzelf ook wel
A.
Pamfletten
B.
Oranjegezinden
C.
Regenten
D.
Bataven
13. 
Wie nodigden ze uit op de feesten in de buitenshuizen
A.
De patriotten en Oranjegezinden
B.
Koks en Regenten
C.
Vrienden,familie,geleerden en kunstenaars
D.
Vrienden en Familie
14. 
De Regenten hadden in de Gouden Eeuw veel geld verdiend,wat kochten ze niet met dat geld
A.
Buitenhuizen
B.
Dure kleren
C.
Huisdieren
D.
Aandelen van bedrijven
15. 
Wat deden de burgers bij de Bastille?
A.
Ze wilden de gevangenis in brand zetten omdat het een waardevol iets van de koning was.
B.
Ze gingen de gevangenis bestormen omdat ze dachten dat de koning daar was.
C.
Ze vonden het leuk om de gevangenis te vernietigen.
D.
Ze lieten de tegenstanders van de koning vrij en dachten dat de gevangenen de koning zouden vermoorden.
16. 
Wat veranderde er voor het volk in 1795?
A.
Heel veel mensen vluchtten uit het land
B.
De burgers mochten niet mee beslissen in de Republiek.
C.
De burgers mochten mee beslissen in de Republiek.
D.
Er kwam een nieuwe koning
17. 
Wat deden de vrouwen en kinderen in het buitenhuis?
A.
Paardrijden, elkaar bezoeken, muziek maken en wandelen.
B.
Werken, vervelen, elkaar pesten.
C.
Lopen, muziek maken, koken en het huishouden.
D.
Winkelen, maar de kapper, eten (te veel)
18. 
Wie werkte niet voor zijn geld?
A.
Kinderen
B.
Vrouwen
C.
Mannen
D.
Napoleon
19. 
In Frankrijk was een koning aan de macht maar wie wilden er meebeslissen wat eigenlijk niet mag?
A.
Arme mensen en kooplieden
B.
Kooplieden en rijkfabrikanten
C.
Oranjegezinden
D.
Burgers
20. 
Wat wilde Joan van der Capellen opheffen
A.
Bezuinigingen
B.
Niks
C.
Dat de stadhouder meer macht had dan de burgers
D.
De gewesten,Dat er in elk gewest ander geld is,Dat er in andere gewesten andere regels waren
21. 
Voor wie waren de Oranjegezinden?
A.
Bataven
B.
Napoleon
C.
Het volk
D.
Stadhouder
22. 
Waarom waren de burgers boos op Willem V?
A.
Omdat hij niet goed luisterde.
B.
Omdat hij niks deed voor de Republiek.
C.
Omdat hij altijd weg was.
D.
Omdat hij veel bezig was met kleding.
23. 
Hoeveel muntsoorten kwamen er in de Republiek?
A.
5 muntsoorten.
B.
3 muntsoorten.
C.
1 muntsoort.
D.
2 muntsoorten.
24. 
Wat vonden Nederlanders van een Franse Koning?
A.
Ze gingen protesteren.
B.
Ze vonden het niet erg.
C.
Ze verjaagden hem.
D.
Ze waren blij.
25. 
Willem V vluchtte vanuit Den Haag naar...
A.
Parijs.
B.
Nieuw-Vennep.
C.
Nijmegen.
D.
Bastille.
26. 
Wie waren er na de bevrijding nog altijd in Nederland?
A.
Oranjegezinden.
B.
De Fransen.
C.
Patriotten.
D.
Willem V.
27. 
Wie zorgde ervoor dat wij nu een achternaam hebben?
A.
Willem V.
B.
De regenten.
C.
Lodewijk.
D.
Napoleon.
28. 
Welke landen waren er in de achttiende eeuw het rijkste en machtigste landen van Europa?
A.
Frankrijk en Engeland.
B.
Nederland en Frankrijk.
C.
Nederland en Engeland.
D.
Frankrijk en Duitsland.
29. 
Hoe verdiende de jonge postmeester geld zonder te werken?
A.
Zijn vader werkte voor hem.
B.
Hij werkte toch zelf.
C.
De vader betaalde iemand anders om dat werk te doen.
D.
Hij wachtte tot hij groot was.
30. 
Toen de Patriotten en de Oranjegezinden tegen elkaar vochten, vroeg Wilhelmina haar broer te hulp. Waar vluchtten de Patriotten naartoe?
A.
Spanje.
B.
Azië.
C.
Groenland.
D.
Frankrijk.
31. 
Waarom verdienden de ambachtslieden minder geld op de werkplaats?
A.
Mensen die werden steeds slimmer.
B.
De werkplaats was nooit open.
C.
Mensen verdienden steeds minder geld en kochten alleen dingen als het echt nodig was en zo goedkoop mogelijk.
D.
Mensen op de werkplaats waren heel dom en konden niks maken.
32. 
Waarom trokken de mensen terug naar het platteland?
A.
Om een beter huis te vinden.
B.
Om tenminste nog een beetje geld te verdienen.
C.
Om werk te zoeken.
D.
Om weer gezellig spelletjes te doen.
33. 
Wat droegen de regenten NIET tijdens de Franse tijd?
A.
Grote pruiken.
B.
Parels en juwelen.
C.
Gymschoenen.
D.
Kleding met de stof: dure zijde.
34. 
Wie hadden niets te zeggen in de Republiek?
A.
Willem V.
B.
De burgers.
C.
De stadhouder.
D.
De regent.
35. 
Van wie kregen de regenten in de buitenhuizen les?
A.
Hun ouders.
B.
Een leraar uit de stad.
C.
Franse deskundigen.
D.
Ze kregen geen les.
36. 
Wat is corrupt?
A.
Heel eerlijk en open.
B.
Alles doen voor geld.
C.
Veel geld weggeven.
D.
Hoge belasting innen.
37. 
Wie gingen dezelfde kleding dragen en dezelfde boeken lezen net als de Fransen?
A.
Napoleon.
B.
De regenten.
C.
De Oranjegezinden.
D.
De Patriotten.
38. 
Wat was een pamflet?
A.
Een krant.
B.
Een folder.
C.
Een brief.
D.
Een tekening.
39. 
Wie werd keizer van Frankrijk?
A.
Lodewijk.
B.
Napoleon.
C.
Willem V.
40. 
Wat is de naam voor regels hoe je je moet gedragen?
A.
Corruptie.
B.
Etiquetten.
C.
Pamfletten.
D.
Patriotten.
41. 
Wie was de nieuwe koning van Nederland?
A.
Lodewijk.
B.
Christiaan.
C.
Napoleon.
D.
Willem.
42. 
Wie gingen naar de buitenhuizen in de zomer?
A.
Regenten.
B.
Rijke kooplieden.
C.
Koning.
D.
Burgers.
43. 
Wie was nog stadhouder nadat de Patriotten gevlucht waren naar Frankrijk?
A.
Bataven.
B.
Willem V.
C.
Een lid van de Oranjegezinden.