Ik ruik en ik proef.
Ik vorm het geheel van hersenen, ruggenmerg en zenuwen.
In denk en onthou.
Ik gebruik mijn zintuigen, mijn taal en mijn geheugen, denken en morele ontwikkeling.
Ik concentreer me.
Ik ken het verschil tussen goed en kwaad.
Ik stuur alle processen willekeurig of onwillekeurig aan.
Naast mij bestaat de ontwikkeling nog uit de lichamelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling.
Ik zie, hoor en voel.
Ik speel een coördinerende rol bij alle handelingen die in mij gebeuren.
Ontwikkeling van de waarneming, taalontwikkeling en cognitieve ontwikkeling.
Mijn hersenen geven betekenis aan de prikkels die ik opvang.
