Créer jeu
Jouer Test
1. 
Zouten:
A.
ioniseren in water
B.
dissociëren in water
C.
verkleuren in water
2. 
water is:
A.
een apolaire stof
B.
een polaire stof
C.
een geleidende stof
3. 
Welke stof geleidt in de gegeven aggregatietoestand stroom?
A.
dinatriumsulfaat (vloeibaar)
B.
kaliumnitraat (vast)
C.
kristalsuiker (opgelost)
D.
waterstofchloride (gesmolten)
4. 
de EN-waarde geeft aan:
A.
hoe hard de elektronen aan een atoom trekken
B.
Hoe hard een atoom aan de elektronen trekt
C.
Hoe hard een atoom aan de protonen trekt
D.
Hoeveel elektronen er zijn
5. 
polair covalente bindingen
A.
worden sterker bij oplossen in water
B.
dissociëren in water
C.
ioniseren in water
6. 
HNO3 is een :
A.
zout
B.
zuur
C.
base
D.
oxide