Créer une activité
Jouer Test
1. 
Cyberpesten kan via computers, mobiele telefoons en tablets
A.
Ja
B.
Nee
2. 
Het is minder erg om online gepest te worden dan in het echte leven.
A.
Ja, het is minder erg om online gepest te worden.
B.
Nee, het is net zo erg.
3. 
Wat is pesten?
A.
Wanneer de pester dat in de gaten heeft.
B.
Wanneer de persoon die gepest wordt dat vindt.
C.
Wanneer de leraar dat zegt.
D.
Geen idee.
4. 
Hoe noem je personen die pester(s) helpen?
A.
Helpers
B.
Achterblijvers
C.
Pesters
D.
Meelopers
5. 
Als iemand er zelf om lacht, is het altijd oké.
A.
Ja, natuurlijk.
B.
Nee, soms lachen mensen niet voor de lol.
C.
Ja, altijd leuk.
D.
Anders zegt hij/zij wel "nee", toch?
6. 
Pesten gaat vanzelf over.
A.
Ja
B.
Nee
7. 
Schelden doet geen pijn.
A.
Meestal toch wel.
B.
Nee
C.
Slaan doet pijn, schelden niet.
D.
Daar word je hard van.
8. 
Wat is geen goede manier om met cyberpesten om te gaan?
A.
Het negeren of de persoon blokkeren.
B.
Het vertellen aan je ouders of een leraar.
C.
Het uitvechten op het schoolplein.
D.
De berichten opslaan als bewijs.
9. 
Wat is een verschil tussen pesten en cyberpesten?
A.
Cyberpesten kan anoniem.
B.
Cyberpesten kan maar door één persoon tegelijk.
C.
Cyberpesten kan alleen tijdens schooltijd.
D.
Cyberpesten kun je negeren.
10. 
Als je online gepest wordt dan moet je gewoon terug pesten.
A.
Ja, eigen schuld dikke bult.
B.
Nee, je moet niet iets bij iemand anders doen wat jij zelf ook niet leuk vindt.