dihybride kruising van 2 homozygoten
tweede wet van Mendel
alle nakomelingen van de F-1 generatie hebben hetzelfde geno- en fenotype
monohybride kruising van 2 heterozygoten
de allelen van een allelenpaar gedragen zich bij overerving onafhankelijk van de allelen van een ander allelenpaar
uniformiteitswet
bij een intermediair kenmerk wordt voor het fenotype van de nakomelingen de verhouding 1/2/1 bekomen (1 met het ene kenmerk, 2 met het intermediaire kenmerk, 1 met het andere kenmerk)
monohybride kruising van 2 homozygoten
eerste wet van Mendel
seggregatiewet
onafhankelijkheidswet
derde wet van Mendel
bij een dominant kenmerk wordt voor het fenotype van de nakomelingen de verhouding 3/1 bekomen (3 met het dominante kenmerk, 1 met het recessieve kenmerk)