Créer une activité
Jouer Test
1. 
Je kunt het spel online spelen.
A.
kunt
B.
je
C.
het spel
2. 
Morgen gaan wij naar de dierentuin.
A.
morgen
B.
gaan
C.
wij
3. 
Op zondag is er altijd een groot feest op het plein.
A.
is
B.
er
C.
een groot feest
4. 
Zwemmen de honden graag in het kanaal?
A.
de honden
B.
kanaal
C.
zwemmen
5. 
Jan is gisteren erg ziek geweest.
A.
Jan
B.
is
C.
ziek
6. 
In de werkplaats werd een klein huis gebouwd.
A.
werd
B.
In de werkplaats
C.
een klein huis
7. 
Brengen jullie morgen jullie werkschoenen mee?
A.
jullie
B.
jullie werkschoenen
C.
Brengen
8. 
Na school nemen de leerlingen samen de tram naar huis.
A.
de leerlingen
B.
nemen
C.
de tram
9. 
Gisteren kwam er een nieuw level van het spel uit.
A.
kwam
B.
gisteren
C.
het spel
10. 
De leerlingen mochten hun smartphone gebruiken tijdens de quiz.
A.
hun smartphone
B.
mochten
C.
gebruiken