Créer une activité
Jouer Test
1. 
Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan.
A.
Voor jou is het afgelopen.
B.
Aan alles komt een einde.
C.
Wachten tot het geschikte moment.
D.
Deze gebeurtenissen gaan erg traag voorbij.
2. 
De tijd heelt alle wonden.
A.
Het lijkt alsof dingen na een onbepaalde periode minder pijnlijk worden.
B.
Voor jou is het afgelopen.
C.
Na verloop van tijd zullen we weten hoe het gegaan is.
D.
Je moet je tijd goed besteden.
3. 
Zware tijden tegemoet gaan
A.
Na verloop van tijd zullen we weten hoe het gegaan is.
B.
Je zal een moeilijke periode tegemoet gaan.
4. 
De tijd doden
A.
Voor jou is het afgelopen.
B.
Aan alles komt een einde
C.
Je tijd vullen met onbelangrijke dingen
5. 
Als de tijd rijp is.
A.
Deze gebeurtenissen gaan erg traag voorbij.
B.
Wachten tot het geschikte moment
C.
Je tijd vullen met onbelangrijke dingen.
6. 
Jij hebt je tijd gehad.
A.
Voor jou is het afgelopen.
B.
Je tijd vullen met onbelangrijke dingen.
C.
Het lijkt alsof dingen na een onbepaalde periode minder pijnlijk worden.
7. 
De tijd gaat snel, gebruik hem wel
A.
Je haasten om iets af te werken.
B.
Je moet je tijd goed besteden.
8. 
De tijd zal het uitwijzen.
A.
Je moet je tijd goed besteden.
B.
Na verloop van tijd zullen we weten hoe het gegaan is.
C.
Voor jou is het afgelopen.
9. 
De tijd kruipt voorbij.
A.
Deze gebeurtenissen gaan erg traag voorbij
B.
Na verloop van tijd zullen we weten hoe het gegaan is.
C.
Voor jou is het afgelopen.
10. 
Wedloop met de tijd.
A.
Je zal een moeilijke periode tegemoet gaan.
B.
Je haasten om iets af te werken.
C.
Je moet je tijd goed besteden.
D.
Het lijkt alsof dingen na een onbepaalde periode minder pijnlijk worden.