1
Om je apparaat op te laden, steek je de lader in het XXXXX.
2
Een XXXXX geeft een alarm bij brandgevaar.
3
Als een apparaat te warm wordt, raakt het XXXXX.
4
Een mogelijk gevaar is een XXXXX gevaar.
5
Een stof die vuur kan vatten is XXXXX.
6
De batterij van mijn smartphone is leeg. Ik ga mijn batterij XXXXX.
7
Een ander woord voor een apparaat is een XXXXX.
8
Je gsm opladen doe je beter XXXXX, niet 's nachts.
9
Een XXXXX is een draagbare computer.
10
Een apparaat dat niet meer correct functioneert is, is XXXXX.