De
eerste
bewoners
van
de
steden
waren
____________________
.
Zij
waren
niet
meer
van
de
heer
afhankelijk
,
zij
waren
____________________
.
Al
gauw
volgden
de
____________________
,
die
alles
konden
maken
wat
de
nieuwe
stadsbewoners
nodig
hadden
:
huizen
,
schoenen
,
kleren
.
.
.
De
____________________
organiseerden
zich
in
____________________
.
De
ambachtslui
in
ambachten
.
Door
de
____________________
kwam
de
internationale
handel
op
gang
.
De
handelaars
streefden
naar
____________________
.
Het
betaalmiddel
was
____________________
.
Het
leven
in
de
stad
draaide
op
een
____________________
geldeconomie
.