Menselijke communicatie vindt plaats tussen zender en ontvanger.
Communicatie tussen personen; altijd zender en ontvanger.
Zender en ontvanger in één persoon. Communicatie met jezelf. Bijvoorbeeld verdriet, vreugde, gevoel van honger, kwaad op jezelf.
Is het middel om de zintuigen te activeren om de boodschap te ontvangen. Bijvoorbeeld: met onze ogen kunnen we signalen, gebaren en dergelijke waarnemen en met onze oren kunnen we luisteren.
Toon waarop iets gezegd wordt, stemgebruik.
Voorwerpen/dingen kunnen iets over iemand zeggen en hebben dan een informatie-gevende functie, bijv. kleding, auto, haardracht, sieraden, verband, rolstoel, bril, etc.
Het overbrengen van de informatie van de één (zender) naar de ander (ontvanger). In verbinding staan.
Op zo’n manier met elkaar praten dat je elkaar begrijpt en dat de boodschap overkomt.
Letterlijke boodschap: WAT wordt er gezegd: de inhoud, het onderwerp van de communicatie.
HOE wordt iets gezegd: De manier waarop iets wordt gezegd; de manier hoe de relatie met de ander wordt gezien en ervaren. Achterliggende boodschap
Wanneer iemand alleen zender, of alleen ontvanger is.
Communicatieproblemen / communicatiestoornissen
Verbale communicatie
Non-verbale communicartie
Gezichtsuitdrukking
Eenzijdige communicatie:
Interactie
communiceren zonder woorden (lichaamstaal, gebaren, houding, etc.)
Inhoudsniveau
Communicatiekanaal
Communicatie
Alles informatieoverdracht met woorden
Interpersoonlijke communicatie
Ruis
Effectieve communicatie
Mimiek
Intonatie
Betrekkingsniveau: (relatieaspect)
Communicatieve functies
Intrapersoonlijke communicatie