Créer une activité
Jouer Test
1. 
Wat heeft Bram in zijn hand?
A.
een vork
B.
een schat
C.
een mes
2. 
Bij wat houdt Bram de wacht?
A.
het mes
B.
de schat
C.
de vogel
3. 
Tom is een paard?
A.
waar
B.
niet waar
4. 
Tom wil dat Wout traag gaat.
A.
waar
B.
niet waar
5. 
Wie doet een flip van de stoep?
A.
Tom
B.
Wim
C.
Wim
6. 
Waar hupt Wim op?
A.
Wim hupt op een weg.
B.
Wim hupt op een stoep.
C.
Wim hupt op een muur.