Créer une activité
Jouer Test
1.  []
Je huis staat in brand. Wat doe je?
A.
Ik blus zelf het vuur.
B.
ik doe niets.
C.
Ik roep mijn mama of papa. Als ze er niet zijn ga ik naar buiten en bel ik 112.
2.  []
Wanneer mag je naar het nummer 112 bellen?
A.
Als ik een pizza wil eten.
B.
Als ik een ziekenwagen nodig heb, want er is iemand gewond.
C.
Als ik een verhaal wil vertellen over mijn oma.
3.  []
Je bent op vakantie in Frankrijk. Er is iemand gewond en er zijn geen grote mensen in de buurt. Wat doe je?
A.
Ik bel naar mijn oma in België om hulp te vragen.
B.
Ik bel 112.
C.
Ik doe alsof ik niets gezien heb.
4.  []
Wat doe je als je per ongeluk naar het nummer 112 belt?
A.
Je wacht tot er iemand opneemt en legt uit dat je per ongeluk gebeld hebt.
B.
Je wacht tot er iemand opneemt en zegt dat het een grap was.
C.
Je wacht niet en haakt in.
5.  []
Wie mag er naar het nummer 112 bellen?
A.
Alleen mijn ouders.
B.
Alleen een dokter.
C.
Iedereen die in nood is mag bellen.
6.  []
Wat moet je zeker zeggen als je het nummer 112 belt?
A.
Waar ik ben, wat er gebeurd is en wie er gewond is.
B.
Wie zijn mijn huisdieren.
C.
Wat ik later wil worden.
7.  []
Het noodnummer voor dringende hulp van brandweer, ziekenwagen, of politie is ...
A.
0478 32 15 12
B.
112
C.
12