Créer jeu
Jouer Test
1.  []
Daan moet 3 tabletten nemen per dag.
A.
juist
B.
fout
2.  []
De apotheker heeft een bril.
A.
juist
B.
fout
3.  []
Mia moet 15 euro betalen.
A.
juist
B.
fout
4.  []
Mia betaalt met de bankkaart.
A.
juist
B.
fout
5.  []
Daan moet 5 dagen hoestsiroop nemen.
A.
juist
B.
fout