Créer une activité
Jouer Test
1. 
Welke van de volgende termen is een eenterm?
A.
-2a⁴b³ +a⁵b⁷
B.
2a³b⁹c⁶
C.
8x⁻³z⁻⁵
2. 
Wat is de definitie van een eenterm?
A.
Een eenterm is de som van een getal factor en letterfactoren met natuurlijke exponenten.
B.
Een eenterm is het product van een getal factor en coëfficiënt met natuurlijke exponenten.
C.
Een eenterm is het product van een getal factor en letterfactoren met natuurlijke exponenten.
3. 
Welke veelterm is juist gerangschikt?
A.
2x⁹+3x⁷+7x⁵ +x⁴+3x
B.
3x⁹ + x⁵+4x⁴+7x⁷
C.
9x⁴ + 2x³ +6x +3x²
4. 
Wat is de definitie van een veelterm?
A.
Een veelterm is een product van veeltermen.
B.
Een veelterm is een som van eentermen.
C.
Een veelterm is een product van eentermen.
5. 
Welke eenterm bekom je met coëfficiënt 4 en de graad 9?
A.
9x⁴
B.
4x⁹
C.
2x⁹+2x⁹
6. 
Welke stap doe je als eerste in deze veelterm: (3x+4)(2x²+6x)?
A.
Maak de som van de gelijksoortige eentermen.
B.
Herleid de veelterm
C.
Vermenigvuldig elke term van de eerst veelterm met elke term van de tweede veelterm.