Créer une activité
Jouer Test
1. 
Heeft u die klachten XXX alle jaargetijden?
A.
gedurende
B.
in
C.
tijdens
D.
voor
2. 
Heeft u er de ene keer meer last XXX dan de andere keer?
A.
over
B.
van
C.
in
D.
naast
3. 
U heeft kramp XXX uw buik als u moet hoesten?
A.
op
B.
in
C.
door
D.
met
4. 
Heeft u enig idee waar uw klachten XXX komen?
A.
door
B.
met
C.
uit
D.
vandaan
5. 
Hoe voelt u zich XXX het algemeen?
A.
door
B.
met
C.
over
D.
in
6. 
Die medicijnen zijn XXX uw hele leven.
A.
tot
B.
in
C.
voor
D.
met
7. 
U moet dat apparaatje steeds XXX u hebben.
A.
met
B.
bij
C.
in
D.
tot
8. 
Iemand zal u uitleggen hoe u XXX die inhalator om moet gaan.
A.
daarmee
B.
tot
C.
met
D.
over