Créer une activité
Jouer Test
1. 
Tot welk onderdeel van het zenuwstelsel behoren de hersenen?
A.
Het ruggenmerg
B.
Her perifere zenuwstelsel
C.
Het centrale zenuwstelsel
D.
Het bronchiale zenuwstelsel
2. 
Tot welk onderdeel van het zenuwstelsel behoren de zenuwen?
A.
Het ruggenmerg
B.
Het perifere zenuwstelsel
C.
Het centrale zenuwstelsel
D.
Het bronchiale zenuwstelsel
3. 
Wat is geen vitale functie?
A.
De circulatie
B.
De ademhaling
C.
Het bewustzijn
D.
Het bewegingsstelsel
4. 
Door wat wordt het centrale zenuwstelsel beschermd?
5. 
De spieren zijn belangrijk om de vitale functies in gang te houden. Welke van deze spieren is niet belangrijk voor de vitale functies?
A.
Longen
B.
Middenrif
C.
Tussenribspieren
D.
Hart
6. 
Wat maakt dat er geen eten in onze longen terecht komt? Welk onderdeel van het ademhalingsstelsel zorgt er dus voor dat onze maag van de luchtweg is afgesloten?
7. 
Wat zorgt ervoor dat als we eten doorslikken, dit niet in onze neusholte terecht komt?
8. 
Waar of niet waar? Het hart pompt zuurstofrijk bloed naar onze longen.
A.
waar
B.
niet waar
9. 
Waar of niet waar? De luchtpijp, in tegenstelling tot de slokdarm, is verhard zodat deze niet plots kan dichtklappen.
A.
Waar
B.
Niet waar
10. 
Hoe heten de kleinste vertakkingen van onze aders en slagaders?
11. 
Welke afvalstof zit meer in het zuurstofarme bloed dan in het zuurstofrijke bloed?
12. 
Hoe worden onze spieren vastgemaakt aan onze botten?
13. 
Waarom moet een slachtoffer met een hoofd- of wervelletsel geïmmobiliseerd worden?
A.
Zodat de luchtpijp niet kan dichtklappen
B.
Zodat de aders niet belemmerd worden en de bloedsomloop wordt afgesneden
C.
Zodat het slachtoffer zich goed verzorgd voelt en gerustgesteld is
D.
Zodat de zenuwen zoveel mogelijk intact blijven/ niet verder beschadigd kunnen worden.
14. 
Welk onderdeel van het bewegingsstelsel maakt dat onze botten niet afslijten door tegen elkaar te schuren?