1
Hij maakt schoenen.
2
Ik verzorg de financiële uitgaven van een bedrijf.
3
Is een vakman die aan houtbewerking doet.
4
Ik ben een hooggeschoolde technicus die wetenschappelijke problemen probeert op te lossen.
5
Pas als je 4 jaar heb gestudeerd, dan mag je zieke mensen onderzoeken. Je kan dan al hele kleine operaties uitvoeren.
6
Hij verkoopt vlees.
7
Een vrouw die het huishouden doet, al dan niet met de zorg voor kinderen.
8
Hij/zij maakt koekjes, brood, taart,...
9
een belangrijk onderdeel van dit beroep is lesgeven.