1. Vink hieronder aan uit welke die onderdelen het overzicht van je betaalrekening bestaat.
A.
Saldo
B.
Spaartegoed
C.
Alle inkomsten
D.
Alle uitgaven
E.
Schuldenoverzicht
F.
Pincode
2.
Wanneer betaal je rente aan de bank?
A.
Als je geld spaart
B.
Als je geld leent van de bank
C.
Als je geld leent aan de bank
3.
3. Welke uitspraak is juist? Waarom willen winkeliers dat hun klanten pinnen?
A.
Winkeliers krijgen rente zodra geld op de betaalrekening staat
B.
Een winkelier hoeft minder vaak geld te tellen en geld bij een bank te storten
C.
Het pinnen is voor winkeliers gratis
4.
4. Hieronder zie je door elkaar zes voor- en nadelen van betalen met een pinpas. Vink de voordelen aan.
A.
Je hebt geen contant geld nodig
B.
Je geld raakt niet gemakkelijk zoek
C.
Je ziet niet direct wat je uitgeeft
D.
Je moet een pincode onthouden
E.
Je geld kan niet gestolen worden
F.
Je kunt per ongeluk meer uitgeven dan de bedoeling was
5.
Bekijk de afbeelding. Aad moet nog een rekening betalen van zijn boekhouder. Wat ontbreekt er op deze acceptgiro?
A.
Bedrag
B.
Rekeningnummer
C.
Acceptgiro kenmerk
D.
Handtekening
E.
Persoonsgegevens van de betaler
F.
Gegevens ontvanger
6.
Zoek op: Je heb een bedrijf gemachtigd om geld af te schrijven, maar je krijgt er spijt van. Binnen hoeveel dagen kun je de machtiging terugdraaien en je geld terugkrijgen?
A.
28 dagen
B.
21 dagen
C.
30 dagen
D.
10 dagen
7.
Zoek op: De school heeft 50 frikandellen besteld. De school betaald de factuur via internet. Welke van de onderstaande gegevens hoef je NIET in te vullen als je geld overmaakt via internet?
