Créer une activité
Jouer Test
1. 
Wat doet Vik als hij opa ziet?
A.
Vik geeft opa een dikke knuffel.
B.
Vik geeft opa een dikke zoen.
C.
Vik geeft opa een hand.
2. 
Wanneer haalt opa Vik van school?
A.
elke dag
B.
elke week
C.
elke vrijdag
3. 
Wat doet opa het liefst met de plantjes?
A.
Opa geeft de plantjes het liefst water.
B.
Opa wiedt het liefst het onkruid tussen de planten.
C.
Opa praat het liefst tegen de planten.
D.
Opa geeft de plantjes het liefst water.
E.
Opa wiedt het liefst het onkruid tussen de planten.
F.
Opa praat het liefst tegen de planten.
4. 
Wat is er gebeurd met de planten van opa?
A.
De planten zijn opgegeten.
B.
De planten zijn verwelkt.
C.
De planten zijn gestolen!
5. 
Welk diertje zorgt er voor problemen bij de planten?
A.
mollen
B.
konijnen
C.
ratten
6. 
Waarom legt Vik zijn hand op opa's dij?
A.
Dat doet opa ook altijd als Vik zich verdrietig voelt.
B.
Dat doet opa ook altijd als Vik zich blij voelt.
C.
Dat doet opa ook altijd als hij ernstig wil praten.
7. 
Wat deed Vik als verrassing voor opa?
A.
Vik stal de planten van de buurman en plantte ze in opa's tuin.
B.
Vik kocht nieuwe planten en plantte ze in opa's tuin.
C.
Vik stal de planten van mama en plantte ze in opa's tuin.