Wählen Sie eine oder mehrere Antworten
9
Peter en Petra ... een kat.
13
U ... meneer De Vries.
15
Wij ... Leonie en Jeanette.
16
Jullie ... lief (=lieb).
19
Zij ... Peter en Petra.
20
Ik ... Jeanette, en ik ... dorst (=durst).
21
Jij ... Leonie, en jij ... honger (=hunger).
22
Wij ... Leonie en Jeanette, en wij ... geen auto.
23
Hij ... Peter, en hij ... een hond.
24
U ... meneer De Vries, en u ... een kat.
25
Zij ... Peter en Petra, en zij ... een hond.
|