Twee meetkundige figuren worden gelijkvormig genoemd als de een gelijk is van vorm aan het beeld van de ander onder een evenredige vergroting (of verkleining).
B.
Twee figuren die gelijk zijn van vorm en gelijk van grootte.
C.
Twee figuren met dezelfde vorm.
D.
Twee figuren met dezelfde grootte.
5.
Welke figuren zijn altijd gelijkvormig van elkaar?