Créer jeu
Jouer Froggy Jumps
1. Ik ken Irma. Ik ken
A
haar.
B
hem.
C
het.
2. Ik ken Henk. Ik ken
A
hem.
B
haar.
C
het.
3. Jij bent Lina. Ik ken
A
jij.
B
je/jou.
C
hem.
4. U bent meneer De Jong. Ik ken
A
jij.
B
je.
C
u.
5. Ik ben Jeanette. Ken je
A
me/mij?
B
ik?
C
mijn?
6. Jullie zijn Henk en Mien. Ik ken
A
jou.
B
jullie.
C
hem.
7. Wij zijn Jan en Jeanette. Ken je
A
ons?
B
we?
C
hem?
8. Zij zijn Jan en Irma. Ik ken ... goed.
A
ze/hen
B
zij
C
hem
9. Zij heet Lieke. Ik ken ... goed.
A
het
B
hem
C
haar
10. U bent meneer en mevrouw De Vries. Ik ken ... goed.
A
jij
B
je
C
u