Créer une activité
Jouer Compléter
1 : Vorige week ( zijn ) ____________________ ik in de stad .

2 : Ik ____________________ ( besteden ) geen aandacht aan de vele geïrriteerde mensen .

3 : Alle leerlingen ____________________ ( zwaaien ) naar die jongens .

4 : Iedereen ____________________ ( besteden ) aandacht aan ze .

5 : Gelukkig ____________________ ( rennen ) wij heel hard toen wij bijna te laat waren .

6 : Sander ____________________ ( rennen ) vorige week ook erg hard .

7 : De moeder ____________________ ( verwennen ) de kinderen te veel .

8 : De kinderen ____________________ ( maken ) hele lieve knutselwerken voor hun moeder .

9 : De politie ____________________ ( vermoeden ) dat er sprake was van misdrijf .

10 : Niemand ____________________ ( willen ) nog met hem mee naar het spookhuis .