Créer une activité
Jouer Test
1. 
Wat betekent het bovenste cijfer bij een maatsoort?
A.
Welke soort noot 1 tel duurt.
B.
Hoeveel kwartnoten er in de maat zitten.
C.
Hoeveel tellen er in elke maat zitten.
D.
Hoeveel noten er in de maat zitten.
2. 
Het bovenste cijfer van een maatsoort
A.
heeft betrekking op de notenwaarden. (hele, halve etc.)
B.
is altijd een 2, 3, 4 of 5,
C.
kan ieder getal zijn.
D.
kan ieder heel getal zijn, groter dan nul.
3. 
Wat betekent het onderste getal van een maatsoort?
A.
Welke soort noot 1 tel duurt. (bijv. hele, halve etc.)
B.
Hoeveel tellen er in de maat komen.
C.
Hoelang de kwartnoot duurt.
D.
De kwartnoot duurt 1 tel.
4. 
Welk getal kan het onderste cijfer van een maatsoort zijn?
A.
Moet een heel getal zijn groter dan nul.
B.
Heeft te maken met een soort noot. (hele, halve etc.)
C.
Is altijd een 2, 4 of een 8.
D.
Moet een even getal zijn.
5. 
Wat geeft deze maatsoort aan?
A.
Er zijn 3 noten in de maat.
B.
Er zjin 3 tellen in de maat.
C.
De kwartnoot duurt 1 tel.
D.
De kwartnoot duurt 4 tellen.
6. 
Welke noot duurt 1 tel als je deze maatsoort ziet?
A.
B.
C.
D.
7. 
In welke maatsoort duurt deze rust 1 tel?
A.
3/2 maat
B.
4/4 maat
C.
6/8 maat
D.
5/4 maat
8. 
In welke maatsoort duurt deze noot 4 tellen?
A.
3/4 maat
B.
4/2 maat
C.
5/4 maat
D.
6/8 maat
9. 
Welke bewering is waar? Meerdere antwoorden mogelijk.
A.
In deze maatsoort duurt deze rust 1 tel.
B.
Er gaan 5 tellen in de maat.
C.
Iedere noot in het voorbeeld duurt 1 tel.
D.
in deze maatsoort duurt deze noot 4 tellen.
10. 
Welke bewering(en) is/zijn waar?
A.
In een 6/8 maatsoort duurt die rust een halve tel.
B.
In een 4/4 maatsoort duurt die rust een halve tel.
C.
In een 2/2 maatsoort duurt die rust een achtste tel.
D.
In een 6/8 maatsoort gaan 10 van deze rusten.