Créer jeu
Jouer Test
1. 
Bloed in de stoelgang wijst altijd op darmkanker
A.
Bloed in de stoelgang kan wijzen op darmkanker
B.
Bloed in de stoelgang kan wijzen op darmkanker, maar zeker is dit niet
2. 
Ongewenste haargroei is meestal erfelijk bepaald
A.
Er bestaat meestal een familiale, erfelijke aanleg voor ongewenste haargroei en overbeharing
B.
Er bestaat meestal geen familiale, erfelijke aanleg voor ongewenste haargroei en overbeharing
3. 
Bedplassertjes hebben vaak ouders die ook lang in bed plasten
A.
Er bestaat geen erfelijke aanleg voor bedplassen
B.
De kans is groot dat wanneer een kind bedplast, één of beide ouders ook laat droog waren
4. 
De hand tegen het voorhoofd houden geeft al een idee of iemand koorts heeft of niet
A.
De hand tegen het voorhoofd houden is een zeer onnauwkeurige meetmethode en mag niet doen besluiten of iemand al dan niet koorts heeft
B.
De hand tegen het voorhoofd houden is een meetmethode om te zien of iemand al dan niet koorts heeft
5. 
Reukverlies gaat altijd gepaard met smaakstoornissen
A.
Met de tong proeven we slechts de basissmaken, terwijl de fijnere smaaknuances worden waargenomen via onze reuk
B.
Met de tong proeven we alle smaken zonder hulp van onze reuk
6. 
Wie last heeft van een piepende ademhaling blijft best binnen als het zeer warm is
A.
Bij zeer warm weer is de ozonconcentratie in de lucht hoog en een ozonrijke lucht heeft geen invloed op piepen
B.
Bij zeer warm weer is de ozonconcentratie in de lucht hoog en een ozonrijke lucht kan het piepen verergeren
7. 
Borstkanker is een vrouwenziekte, ze komt niet bij mannen voor
A.
Borstkanker kan ook mannen treffen
B.
Borstkanker komt niet bij mannen voor
8. 
Teelbalkanker treft vooral oudere of jongere mannen
A.
Teelbalkanker is de meest frequente kanker bij oudere mannen
B.
Teelbalkanker is de meest frequente kanker bij jonge mannen
9. 
Pure chocolade is arm of rijk aan cholesterol
A.
Cholesterol is voornamelijk aanwezig in dierlijke producten. Pure chocolade is echter zuiver plantaardig
B.
Cholesterol is voornamelijk aanwezig in plantaardige producten. Pure chocolade is echter zuiver dierlijk
10. 
Hoe lang moet je in de zon lopen om voldoende vitamine D te krijgen
A.
Een kwartier in de zon lopen is voldoende om een tekort aan vitamine D te voorkomen
B.
Een uur in de zon lopen is voldoende om een tekort aan vitamine D te voorkomen
11. 
Van al het zout dat we dagelijks eten is het grootste deel afkomstig van ....
A.
Van al het zout dat we dagelijks eten is het grootste deel afkomstig van brood
B.
Van al het zout dat we dagelijks eten is het grootste deel afkomstig van vlees
12. 
Vers geperst sinaasappelsap drink je het best binnen het kwartier op
A.
Vers geperst appelsiensap blijft maar een kwartier zijn vitamine C behouden
B.
Vers geperst sappelsiensap blijft tot vele uren nadat het geperst werd zijn vitamine C behouden
13. 
Hoeveel klontjes suiker bevat 1 liter cola
A.
Cola bevat ongeveer 20 klontjes suiker per liter
B.
Cola bevat ongeveer 10 klontjes suiker per liter
14. 
In magere melk zit minder calcium als in volle melk
A.
Magere of volle melk bevatten evenveel calcium
B.
Magere melk bevat minder calcium dan volle melk
15. 
Wat is de eerste stap bij het verzorgen van een wondje
A.
Ontsmetten is de eerste stap bij het verzorgen van een wonde
B.
De huid rond de wonde schoonmaken is de eerste stap bij het verzorgen van een wonde
16. 
Het is schadelijker voor uw gezondheid om meer gesuikerd te eten dan gezouten
A.
Overmaat, zowel aan suikers als aan zout, is schadelijk
B.
Overmaat aan suiker is schadelijker
17. 
Wat doe je bij een bloedneus
A.
Bij een bloedneus knijpt u de neus het best zachtjes dicht en houdt u het hoofd voorover
B.
Bij een bloedneus knijpt u de neus het best zachtjes dicht en houdt u het hoofd achterover
18. 
Ongezoet fruitsap bevat meer of minder suiker dan frisdrank
A.
Ongezoet fruitsap bevat geen suiker terwijl frisdrank wel
B.
Ongezoet fruitsap bevat evenveel suiker als frisdrank
19. 
Wanneer komt kanker van de baarmoederhals voornamelijk voor bij vrouwen
A.
Baarmoederhalskanker treft vooral vrouwen tussen 30 en 50 jaar
B.
Baarmoederhalskanker treft vooral vrouwen na de menopauze
20. 
Hoe moet je de blaas ledigen bij het plassen
A.
Bij het plassen moet je extra persen om de blaas te ledigen
B.
Bij het plassen moet u de blaas gewoon laten leeglopen
21. 
Wat zijn longembolen
A.
Longembolen zijn bloedklonters die in de bloedvaten van de longen terechtkomen
B.
Longembolen zijn bloedklonters die in de luchtpijptakken van de longen terechtkomen
22. 
veganisten hebben een tekort of voldoende vitamine B12. (na een lange periode heeft een vitamine B12-tekort neurologische gevolgen omdat het zenuwstelsel wordt aangetast)
A.
Vitamine B12 komt enkel voor in voedsel van plantaardige oorsprong waardoor voldoende
B.
Vitamine B12 komt enkel voor in voedsel van dierlijke oorsprong waardoor een tekort
23. 
muziekoortjes komen dicht bij het trommelvlies en dat verhoogt het geluidseffect met 6 tot 9 decibel
A.
Dit veroorzaakt gehoorverlies en is in de meeste gevallen niet meer te herstellen
B.
Dit veroorzaakt gehoorverlies en is in de meeste gevallen nog te herstellen
24. 
Wat kan wijzen op een CO-vergiftiging
A.
Bleke wangen kunnen wijzen op een CO-vergiftiging
B.
Rozige wangen kunnen wijzen op een CO-vergiftiging
25. 
Diabetes type 1
A.
Diabetes type 1 komt vooral voor bij jongere mensen
B.
Diabetes type 1 komt vooral voor bij oudere mensen
26. 
Hoe merk je dat een ei nog vers is
A.
Legt u een vers ei in een glas water met zout, dan komt het bovendrijven
B.
Legt u een vers ei in een glas water met zout, dan zal het tot op de bodem zakken
27. 
Wat bevat het meeste vetten
A.
Wafels zijn vetter dan braadworst
B.
Braadworst is vetter dan wafels
28. 
Zweethanden
A.
Zweethanden zijn het gevolg van een ziekte van de zweetklieren in de handpalm
B.
Zweethanden zijn zelden een uiting van een onderliggende ziekte
29. 
Wat voorkomt het verder inbranden van een brandwonde
A.
Koel iedere brandwonde gedurende een kwartier af onder lauw zacht stromend water
B.
Koel iedere brandwonde gedurende een kwartier af onder koud stromend water