1
een bril: des
2
hoeveel
3
een boterham: une
4
wonen
5
een schrift: un
6
de boter: le
7
dertien
8
tegen
9
een vriendin: une
10
doorgeven
11
vertrekken
12
vriendelijk
13
een uur: une
14
rood
15
een postkantoor: une
16
groen
17
de melk: le
18
klein
19
onder
20
in
21
daarna
20
8
9
16
12
6
7
19
15
3
2
11
4
10
13
14
1
18